Als we elkaar niet meer ontmoeten in de politieke arena, waar dan wél?

We zijn op een camping in Frankrijk. Met de vouwwagen. Die heb ik onlangs gekocht. En ik ben compleet. Dat komt, de voorgaande jaren hield ik een lijst bij met handige dingen. Dingen waar campinggasten mij op wezen. Die spullen kocht ik dan voor het jaar daarna. Precies de goede koppeling voor de gasslang. Haringen voor de slagschoevendraaier. De sfeervolle verlichting. Inmiddels staat er niks meer op dat lijst. Ik heb alles.

Maar waarom doe ik dat?
Misschien is dit mijn manier om grip te houden. Om elk jaar het verblijf iets comfortabeler te maken. Alsof ik met orde in mijn bagage, ook orde in de wereld breng. Maar sommige dingen kun je niet organiseren, kan je niet voorzien. Zoals de logica van een kind.

Dit was een willekeurige dag. Een dag zoals ik die graag zie op een camping. Zonder gevoel van tijd, kalender of richting. De zon hoog. Het geluid van het trillen van insectenvleugels in de middaghitte.

In het zwembad drijven gasten uit verschillende landen tussen elkaars talen door. Daarnaast staat mijn dochter Janna, vier jaar oud, eigenwijs. Ze trekt twee bikini’s over elkaar aan.

“Waarom doe je dat?” vraag ik haar.
“Dan word ik minder nat,” antwoordt ze zonder enige twijfel.

Die zin bleef bij me hangen. Nat word je toch, zodra je zwemt? Maar ergens begreep ik haar wel. We beschermen ons allemaal graag tegen dat wat onvermijdelijk is.

Ik werd politiek bewust in de jaren’90. Achteraf bezien een tijd van vanzelfsprekendheid. Europa lag er veilig bij. We voelden ons beschermd. Door onze grenzen, door onze bondgenootschappen. En misschien wel vooral door het idee dat de grote vragen over de goede samenleving wel beantwoord waren.

Er verscheen zelfs een boek dat het einde van de geschiedenis aankondigde. Democratie had definitief gewonnen. Vrijheid en pluralisme zouden blijvend zijn. We waanden ons in vrede. Onbezorgd. Optimistisch. En we dachten, dit wordt ooit voor iedereen zo.

Dit beeld is afgebrokkeld. Wat er op het wereldtoneel gebeurt raakt mij diep. Het raakt in onze wortels en dwingt ons nieuwe paden te bewandelen.

Ik begin te begrijpen dat de rust die ik kende toen ik opgroeide, tijdelijke rust was. De liberale democratie, ooit het eindstation van onze geschiedenis, voelt nu, voor mij, als een tijdelijke halte.

Zo bezien is het haast logisch dat het niveau van het openbare debat laag is in Nederland. Terwijl, wat we juist nu nodig hebben, zijn geciviliseerde gesprekken. Dialoog, meerstemmigheid.

(…)

Dit is niet geruststellend hè? Vrees niet. Dit is het scharnierpunt naar hoop en een beetje licht in mijn verhaal. Want ik vraag me af: als we elkaar niet meer ontmoeten in de politieke arena, waar dan wél?

Dat is op straat. Dat is in onze parken. Dat is waar we lopen en waar we wandelen. Want wandelen, dat is een heel eenvoudig, menselijk gebaar. Traag, open en kwetsbaar. Je ziet elkaar. Je groet. Of niet. Dat maakt niet uit. Maar je deelt iets. Je deel tijd, je deelt ruimte.

En wandelen doe je toch vooral in de openbaarheid. Misschien zijn er sommige mensen hier die een tuin hebben waarin je kunt wandelen. Die van mij is daar te klein voor. Dus de meeste mensen wandelen buiten, op plekken waar de kans groter is vreemden te ontmoeten, dan thuis.

En precies dáár, in het onverwachte contact, daar kun je iets vinden waar je niet naar op zoek bent. Daar begint voor mij de rehabilitatie van een waardevolle samenleving. Daarom is het mooi dat we samenwerken aan het bevorderen van lopen en wandelen.

En dan denk ik weer aan die tweede bikini. Want misschien doen wij wel hetzelfde als Janna. Als burger trekken wij ook lagen aan, extra bescherming tegen frictie en ongemak.

Als professional, zoals we hier zitten, doen we het ook. We zijn geneigd om nog te vaak comfortabel te denken vanuit hoe we het altijd al deden. Vaak is dat: hoe moet onze openbare ruimte eruit zien, zodat mensen meer op eigen benen gaan bewegen?

Ik noem dat veilig denken. We proberen vooral niet nat te worden. Want is het werkelijk de inrichting van de buitenruimte waar het om draait?

Wat we nodig hebben is niet alleen een herinrichting van ruimte, maar het opnieuw vormgeven van openbaar leven. Dat wat ontstaat als we elkaar ongepland, onvoorzien, soms zelfs ongewenst tegenkomen. Waar we, net als op die camping in Frankrijk, in dezelfde ruimte bewegen. Het water delen. Waar onze stemmen, stemmingen en overtuigingen kunnen mengen, zonder dat daar eerst een uitnodiging voor nodig is.

Wat we nodig hebben is een verschuiving naar een fundamenteel andere kijk. Wat we nodig hebben is een transitie naar een ander narratief. Verhalen over de doelen van de openbare ruimte. Over wat we belangrijk vinden. En als we het over een transitie hebben, dan moeten we de onderliggende rationaliteit bevragen.

Dus als we echt willen bewegen naar een samenleving gebaseerd op gedeelde waarden, dan begint dat bij de mens die wandelt. Niet als gebruiker van ruimte, maar als manier om aanwezig te zijn. Als drager van ontmoeting.

Wandelen is geen luxe. Het is de grondslag van burgerschap.

Mijn oproep is daarom eenvoudig:

Denk niet alleen ruimtelijk. Denk niet rationeel. Denk relationeel. Bevraag niet de ruimte, bevraag wat waardevol publiek domein is. Niet het bewegen is de vraag, maar de ontmoeting.

Durf nat te worden.

Column

Deze column werd op 5 juni 2025 uitgesproken door Maarten van der Weg – wijsgerig ingenieur – tijdens de tweede bijeenkomst van het Nationaal Masterplan Lopen in Utrecht.
Maarten – die deze column uitsprak op persoonlijke titel – werkt als teamleider Verkeer en Mobiliteit bij Koninklijke Heijmans.