De ontwikkeling van het stedelijke loop en wandelnetwerk – Handboek voor professionals

Als onderdeel van zijn afstudeeronderzoek heeft Dennis van Sluijs een handboek gemaakt met daarin handvaten waarmee stedenbouwkundigen, verkeerskundig ontwerpers en beleidsmakers actief rekening kunnen houden met de wandelintenties van de voetganger en de bijbehorende effecten op het wandelnetwerk en de openbare ruimte. Het doel van dit handboek is het bijdragen aan het verbeteren van huidige loop en wandelroutes, naar kwalitatief hoogwaardige loop en wandelroutes voor
iedere individuele voetganger. Het gewenste gevolg hiervan is dat er meer wordt gelopen en de openbare ruimte voor iedere voetganger comfortabel en aantrekkelijk is. Het bijkomende en voordelige effect hiervan is dat de baten van én voor de voetganger optimaal worden benut.

Hieronder is de afstudeerversie van het handboek te downloaden. Het handboek heeft inmiddels een update gehad. Deze is op te vragen via deze webpagina van adviesbureau Goudappel.

De Voetgangerscode; Het creëren van een voetgangersklimaat

Deze scriptie is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Tilburg en kan in de toekomst een bijdrage leveren aan een duurzamere stad. Gemeenten zijn druk bezig met het opstellen van voetgangersbeleid. Om in toekomst de stap van voetgangersbeleid naar uitvoering te zetten is een methodiek ontwikkeld. De methodiek, genaamd ‘De Voetgangerscode’ kan ervoor zorgen dat gemeenten looproutes kunnen verbeteren door een infrastructurele basis te creëren en ruimtelijke en psychologische factoren te integreren. Dit zorgt ervoor dat looproutes in de toekomst voetgangers stimuleren om er gebruik van te maken. Conclusie is dat de methodiek werkt op basis van de variabelen van de voetgangersbehoeftepiramide. De gemeente dient er hierbij op een chronologische volgorde voor te zorgen dat de looproutes eerst voldoen aan de variabelen uit de onderste piramidelagen, voordat de variabelen uit de bovenste lagen van toepassing kunnen zijn.

EEN VOETSTAP VOORUIT; Een studie naar voetgangersnetwerken en de stroomfunctie van trottoirs

In dit rapport wordt een stappenplan beschreven waarmee vooraf bepaald kan worden waar de belangrijkste looproutes liggen. Op deze routes moet vervolgens ruimte gereserveerd worden voor de voetgangers op het trottoir. Op deze manier wordt voorkomen dat voetgangers het ondergeschoven kindje worden bij het verdelen van ruimte in de stad. Bij de maatvoering van trottoirs wordt rekening gehouden met de verschillende dimensies. Zo wordt een vrije doorloopruimte bepaald, naast een ruimte voor obstakels en een frontale zone. Aangegeven wordt welke maatvoering gewenst is bij het basisnet en het hoofdnet voor voetgangers. Deze afmetingen zijn gebaseerd op bestaande maatvoeringen uit diverse steden wereldwijd. De vrije doorloopruimte is per definitie vrij van obstakels en zorgt voor een stroomfunctie op trottoirs. Een aparte ruimte voor obstakels wordt gebruikt voor straatmeubilair en groen om de looproute aantrekkelijker te maken. Obstakels zoals geparkeerde fietsen worden toegestaan zolang de vrije doorloopruimte gewaarborgd blijft.

De voetganger in Shared Space inrichtingen

Het doel van dit onderzoek is om nieuwe inzichten te verkrijgen in het ontwerpen met het Shared Space principe, om zo de positie van de voetganger te waarborgen en hiermee de (gevoelsmatige) problemen weg te nemen. Om deze doelstelling te behalen is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Welke kenmerken zijn van belang voor een veilige, toegankelijke en aantrekkelijke Shared Space inrichting voor voetgangers en zorgen ervoor dat de positie van de voetganger kan worden gewaarborgd? Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verblijven en verplaatsen door de voetganger.

Met dit onderzoek zijn aanbevelingen gedaan om de positie van de voetganger in Shared Space gebieden te waarborgen. Deze aanbevelingen kunnen worden gebruikt bij herinrichtingsprojecten waarbij het Shared Space principe wordt toegepast. Met dit onderzoek is tevens aangetoond dat de voetganger en Shared Space in een combinatie zeker mogelijk zijn, maar dat dit op een juiste manier moet worden toegepast.

Een stap vooruit naar een STOMP-stad; De kansen voor het toepassen van STOMP in middelgrote plaatsen

In dit onderzoek is middels literatuuronderzoek, interviews met tien experts, negen casestudies en observaties antwoord gegeven op de vraag: Hoe kunnen de kansen voor duurzame mobiliteit in bestaande wijken in middelgrote plaatsen in beeld gebracht worden vanuit het STOMP-principe en welke maatregelen kunnen in deze wijken bijdragen aan een optimale STOMP-toepassing?

Concluderend kan autogebruik enkel teruggedrongen worden met pushmaatregelen als de ‘STOM’-alternatieven op orde zijn. Uit het onderzoek blijkt dat STOMP het meest toegepast is in de wijken gebouwd van 1970 tot 1990. Voor de wijken van 1930 tot 1960 liggen de kansen bij ‘stappen’ en ‘trappen’ omdat deze nog niet hoog zijn maar de nabijheid en openbaar vervoer wel hoog scoren. In recent gebouwde wijken (1990 tot heden) liggen kansen voor het verbeteren van het openbaar vervoer, de privéauto en de nabijheid. Uit het onderzoek komen de volgende maatregelen naar voren om ‘STOM’ aantrekkelijker te maken: een autoluwere inrichting, voetgangersnetwerk creëren door het wegenemen van barrières, fietsparkeernormen, (deel)bakfietsen en frequent openbaar vervoer langs de randen.

Inclusive mobility in pedestrian areas

Deze masterscriptie betreft een onderzoek naar de inclusieve mobiliteit in voetgangersgebieden: beschrijven en evalueren van inclusieve voetgangersgebieden in Oslo, Noorwegen en Nijmegen, Nederland. Dit onderzoek geeft meer inzicht in de definitie van inclusieve voetgangersgebieden en factoren die de mate van inclusiviteit beïnvloeden. Om dit te onderzoeken werden vragen met betrekking tot inclusiviteit; “van wat”, “voor wie”, “door wie” en “hoeveel” bestudeerd. Het onderzoek is gericht op een beter begrip van de definitie en beoordeling van inclusieve voetgangersgebieden.

The 15-minute city : the influence of a sustainable neighbourhood-based proximity on subjective well-being

In deze masterscriptie is gekeken naar het effect van nabijheid van voorzieningen op de mate van welzijn. Er werd een kwantitatieve analyse uitgevoerd op drie casestudies, die overeenkomen met drie Europese steden die vaak worden beschouwd als prototypes van een 15-minuten stad: Parijs, Barcelona en Milaan.
Vanwege beperkingen tijdens het verzamelen van de gegevens konden alleen conclusies uit de casestudy in Parijs worden gegeneraliseerd. Uit die analyse konden enkele conclusies worden getrokken. Nabijheid bleek een direct licht effect te hebben op subjectief welzijn door toegankelijkheid, maar ook een indirect effect door lokale sociale banden. Een op nabijheid gerichte ontwikkeling kan de kansen voor stadsbewoners vergroten door het lokale potentieel in buurten te ontwikkelen, maar moet tegelijkertijd buurten met elkaar verbinden in een polycentrisch systeem, zodat ze geen doodlopende wegen worden en de effecten van nabijheid op subjectief welzijn belemmeren.

The Effect of Superblock Urban Form Features on Modal Choice in Barcelona Superblock Residents

Dit onderzoek gaat over de effectiviteit van verschillende kenmerken van Superblocks, een concept uit de ruimtelijke planning, op de vervoerswijzekeuze. Als casestudy is Barcelona gebruikt en als methode is gekozen voor een enquête onder bewoners van de superblokken vanwege het grote bereik en de generaliseerbaarheid. Interessante bevindingen waren dat lopen populair is en dat het voor vergelijkbare afstanden wordt gebruikt als waarvoor de fiets gebruikt wordt.

What makes people enjoy walking? Physical determinants of perceived walkability in Rotterdam

In dit onderzoek is gekeken naar hoe de verschillende fysieke kenmerken van de omgeving de verschillen in aantrekkelijkheid om te gaan lopen verklaren. De analyse heeft laten zien dat de nabijheid van water en groene zones een onderscheidbaar effect hadden op de aantrekkelijkheid voor voetgangers van loop infrastructuur. De analyse laat zien dat de dichtheid van groene gebieden en de nabijheid van waterlopen een significant positief effect lijken te hebben op de ervaren beloopbaarheid door voetgangers, terwijl de nabijheid van verkeersinfrastructuur die niet voor voetgangers is, zoals uitvalswegen en openbaar vervoer, significant negatief van invloed blijken te zijn.

Een stap vooruit naar eenSTOMP-stad

In dit afstudeeronderzoek is middels literatuuronderzoek, interviews met tien experts, negen casestudies en observaties antwoord gegeven op de vraag: Hoe kunnen de kansen voor duurzame mobiliteit in bestaande wijken in middelgrote plaatsen in beeld gebracht worden vanuit het STOMP-principe en welke maatregelen kunnen in deze wijken bijdragen aan een optimale STOMP-toepassing?

>