De ontwikkeling van het stedelijke loop en wandelnetwerk – Handboek voor professionals

Als onderdeel van zijn afstudeeronderzoek heeft Dennis van Sluijs een handboek gemaakt met daarin handvaten waarmee stedenbouwkundigen, verkeerskundig ontwerpers en beleidsmakers actief rekening kunnen houden met de wandelintenties van de voetganger en de bijbehorende effecten op het wandelnetwerk en de openbare ruimte. Het doel van dit handboek is het bijdragen aan het verbeteren van huidige loop en wandelroutes, naar kwalitatief hoogwaardige loop en wandelroutes voor
iedere individuele voetganger. Het gewenste gevolg hiervan is dat er meer wordt gelopen en de openbare ruimte voor iedere voetganger comfortabel en aantrekkelijk is. Het bijkomende en voordelige effect hiervan is dat de baten van én voor de voetganger optimaal worden benut.

Hieronder is de afstudeerversie van het handboek te downloaden. Het handboek heeft inmiddels een update gehad. Deze is op te vragen via deze webpagina van adviesbureau Goudappel.

En nu doorstappen! Een onderzoek naar het loopgedrag van ambtenaren van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

Als werknemers gedurende de werkdag lopen leidt dit tot gezonde, productieve en creatieve werknemers. hetgeen voordelig is voor zowel werknemer als werkgever. Daarom is het van belang om lopen gedurende de werkdag te stimuleren. Dit onderzoek heeft zich gericht op het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Er is onderzocht welke factoren van invloed zijn op de motivatie van werknemers om te gaan lopen gedurende de werkdag en op welke manieren de bereidheid om te lopen vergroot kan worden. Om deze vragen te beantwoorden zijn interviews afgenomen en is er een enquête uitgezet. Uit de verzamelde data kwamen verschillende bevindingen naar voren. Zo kan worden gesteld dat lopen voor weinig medewerkers van het ministerie onderdeel vormt van het woon-werkverkeer. Wel is gebleken dat meer mensen zijn gaan lopen gedurende de werkdag sinds het thuiswerken, zowel tijdens pauzes als tijdens vergaderingen. Over de factoren die van invloed zijn op de motivatie kan worden gesteld dat intrinsieke motivatie, de sociale omgeving en de fysieke omgeving invloed hebben op het besluit om al dan wel of niet te lopen tijdens de werkdag. Gebleken is dat extrinsieke prikkels nauwelijks effect hebben op de motivatie om te lopen. Daarnaast kan worden geconcludeerd dat er verschillende manieren zijn om medewerkers te stimuleren om te lopen, omdat iedereen zijn eigen behoeften heeft. Op basis van de verzamelde data zijn verschillende aanbevelingen gedaan aan het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat die zij kan opnemen in de werkgeversaanpak om lopen te stimuleren. Zo is onder andere voorgesteld om flexibel om te gaan met de pauzetijden om zo de drukte bij de liften te vermijden. Daarnaast wordt de aanbeveling gedaan om bilaterale vergaderingen standaard wandelend af te leggen.

De Voetgangerscode; Het creëren van een voetgangersklimaat

Deze scriptie is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Tilburg en kan in de toekomst een bijdrage leveren aan een duurzamere stad. Gemeenten zijn druk bezig met het opstellen van voetgangersbeleid. Om in toekomst de stap van voetgangersbeleid naar uitvoering te zetten is een methodiek ontwikkeld. De methodiek, genaamd ‘De Voetgangerscode’ kan ervoor zorgen dat gemeenten looproutes kunnen verbeteren door een infrastructurele basis te creëren en ruimtelijke en psychologische factoren te integreren. Dit zorgt ervoor dat looproutes in de toekomst voetgangers stimuleren om er gebruik van te maken. Conclusie is dat de methodiek werkt op basis van de variabelen van de voetgangersbehoeftepiramide. De gemeente dient er hierbij op een chronologische volgorde voor te zorgen dat de looproutes eerst voldoen aan de variabelen uit de onderste piramidelagen, voordat de variabelen uit de bovenste lagen van toepassing kunnen zijn.

Toegankelijkheid van looproutes tussen het OV en het rijksvastgoedbedrijf

Dit rapport is uitgevoerd door een zestal studenten van de Saxion Hogeschool Deventer voor het Rijksvastgoedbedrijf en heeft als doel om haar meer inzicht te geven over de toegankelijkheid en kwaliteit van looproutes van en naar Rijksvastgoedgebouwen. Er is gekozen om in vier steden (Amersfoort, Zwolle, Apeldoorn en Arnhem) onderzoek te doen naar de toegankelijkheid tussen het openbaar vervoer en de gebouwen van het Rijksvastgoedbedrijf. Hierbij zijn de routes vanaf het station of vanaf het busstation belopen en beoordeeld op toegankelijkheid en kwaliteit. Van al deze routes is een fotorapportage gemaakt die zijn verwerkt in het rapport. Om de routes te kunnen beoordelen zijn door middel van deskresearch randvoorwaarden opgesteld. Daarnaast is gekeken naar de overgang van openbaar naar privéterrein, omdat dit een belangrijk aspect bleek te zijn als het gaat om de toegankelijk van de gebouwen. Voor enkele routes zijn verbeter voorstellen gemaakt, deze voorstellen zijn gemaakt om een beeld te geven van hoe het anders zou kunnen.

EEN VOETSTAP VOORUIT; Een studie naar voetgangersnetwerken en de stroomfunctie van trottoirs

In dit rapport wordt een stappenplan beschreven waarmee vooraf bepaald kan worden waar de belangrijkste looproutes liggen. Op deze routes moet vervolgens ruimte gereserveerd worden voor de voetgangers op het trottoir. Op deze manier wordt voorkomen dat voetgangers het ondergeschoven kindje worden bij het verdelen van ruimte in de stad. Bij de maatvoering van trottoirs wordt rekening gehouden met de verschillende dimensies. Zo wordt een vrije doorloopruimte bepaald, naast een ruimte voor obstakels en een frontale zone. Aangegeven wordt welke maatvoering gewenst is bij het basisnet en het hoofdnet voor voetgangers. Deze afmetingen zijn gebaseerd op bestaande maatvoeringen uit diverse steden wereldwijd. De vrije doorloopruimte is per definitie vrij van obstakels en zorgt voor een stroomfunctie op trottoirs. Een aparte ruimte voor obstakels wordt gebruikt voor straatmeubilair en groen om de looproute aantrekkelijker te maken. Obstakels zoals geparkeerde fietsen worden toegestaan zolang de vrije doorloopruimte gewaarborgd blijft.

De voetganger in Shared Space inrichtingen

Het doel van dit onderzoek is om nieuwe inzichten te verkrijgen in het ontwerpen met het Shared Space principe, om zo de positie van de voetganger te waarborgen en hiermee de (gevoelsmatige) problemen weg te nemen. Om deze doelstelling te behalen is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Welke kenmerken zijn van belang voor een veilige, toegankelijke en aantrekkelijke Shared Space inrichting voor voetgangers en zorgen ervoor dat de positie van de voetganger kan worden gewaarborgd? Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verblijven en verplaatsen door de voetganger.

Met dit onderzoek zijn aanbevelingen gedaan om de positie van de voetganger in Shared Space gebieden te waarborgen. Deze aanbevelingen kunnen worden gebruikt bij herinrichtingsprojecten waarbij het Shared Space principe wordt toegepast. Met dit onderzoek is tevens aangetoond dat de voetganger en Shared Space in een combinatie zeker mogelijk zijn, maar dat dit op een juiste manier moet worden toegepast.

Ruimtevraag van de voetganger

Het doel van dit onderzoek was om te achterhalen hoeveel ruimte voetgangers nodig hebben en het creëren van een hulpmiddel waarmee ontwerpers gevoel kunnen ontwikkelen, voor voetgangersaantallen en de breedtes van voetpaden en per locatie kunnen bepalen hoe breed het voetpad moet worden. Een van de resultaten is dat de ruimtevraag van de voetganger kan worden beantwoord aan de hand van de hoeveelheid comfort oftewel bewegingsruimte die de voetganger heeft. De verschillende comfortniveaus worden uitgedrukt in Levels of Service (LoS). Uit interviews is onder andere naar voren gekomen dat ontwerpers geen gevoel hebben voor aantallen voetgangers en dat zij behoefte hebben aan hulpmiddelen bij het planvormingsproces. Om dit gevoel en deze kennis te bewerkstelligen is een referentiekader ontworpen waarin zowel de LoS als het aantal voetgangers en de breedte van het voetpad worden gecombineerd om inzicht te geven in de manier waarop deze aspecten zich tot elkaar verhouden. De hoeveelheid ruimte die de voetganger nodig heeft hangt af van de drukte op de desbetreffende locatie en het type plek. Het is aan de ontwerper/besluitvormer om te bepalen welk comfort de voetganger op de desbetreffende locatie gegund is.

Een stap vooruit naar een STOMP-stad; De kansen voor het toepassen van STOMP in middelgrote plaatsen

In dit onderzoek is middels literatuuronderzoek, interviews met tien experts, negen casestudies en observaties antwoord gegeven op de vraag: Hoe kunnen de kansen voor duurzame mobiliteit in bestaande wijken in middelgrote plaatsen in beeld gebracht worden vanuit het STOMP-principe en welke maatregelen kunnen in deze wijken bijdragen aan een optimale STOMP-toepassing?

Concluderend kan autogebruik enkel teruggedrongen worden met pushmaatregelen als de ‘STOM’-alternatieven op orde zijn. Uit het onderzoek blijkt dat STOMP het meest toegepast is in de wijken gebouwd van 1970 tot 1990. Voor de wijken van 1930 tot 1960 liggen de kansen bij ‘stappen’ en ‘trappen’ omdat deze nog niet hoog zijn maar de nabijheid en openbaar vervoer wel hoog scoren. In recent gebouwde wijken (1990 tot heden) liggen kansen voor het verbeteren van het openbaar vervoer, de privéauto en de nabijheid. Uit het onderzoek komen de volgende maatregelen naar voren om ‘STOM’ aantrekkelijker te maken: een autoluwere inrichting, voetgangersnetwerk creëren door het wegenemen van barrières, fietsparkeernormen, (deel)bakfietsen en frequent openbaar vervoer langs de randen.

Inclusive mobility in pedestrian areas

Deze masterscriptie betreft een onderzoek naar de inclusieve mobiliteit in voetgangersgebieden: beschrijven en evalueren van inclusieve voetgangersgebieden in Oslo, Noorwegen en Nijmegen, Nederland. Dit onderzoek geeft meer inzicht in de definitie van inclusieve voetgangersgebieden en factoren die de mate van inclusiviteit beïnvloeden. Om dit te onderzoeken werden vragen met betrekking tot inclusiviteit; “van wat”, “voor wie”, “door wie” en “hoeveel” bestudeerd. Het onderzoek is gericht op een beter begrip van de definitie en beoordeling van inclusieve voetgangersgebieden.

Factors influencing the parental decision of their children’s commuting mode to and from school in Lima (Peru)

Deze masterscriptie handelt over de mate van invloed van een aantal factoren op de keuze van ouders voor het type vervoermiddel bij de trip naar school in Lima (Peru). Voornaamste bevinding is dat bij de groep met midden tot hoge inkomens denkt dat de verkeersomgeving veiliger is op weg naar school, hetgeen ervoor zorgt dat ze minder geneigd zijn om de auto te kiezen en meer actieve vervoermiddelen. Bij de groep met lage inkomen bleken verkeersveiligheidspercepties niet bepalend te zijn voor de keuze van de verplaatsingswijze naar school. De waargenomen sociale veiligheid bleek in geen van de twee schooltypen relevant te zijn voor het voorspellen van de keuze van het woon-werkverkeer naar school. Bovendien bleek voor deze studie het inkomensniveau een relevante factor te zijn bij de keuze van het vervoermiddel naar school.

>