Doelgroep en doelgedrag 

Gedragsverandering is kansrijker als je die specifiek op iets richt. Daarvoor heb je allereerst een heldere typering van de doelgroep nodig. ‘Alle inwoners van onze gemeente’ is bijvoorbeeld niet zo heel specifiek, daar vallen heel veel verschillende typen mensen onder. Ze hebben allemaal heel verschillende redenen om wel of niet te lopen, dus is het lastig om een aanpak te ontwikkelen die voor iedereen werkt.

Gerichter is bijvoorbeeld:

  • Scholieren tussen 12 en 18 die in onze gemeente op school zitten.
  • Mensen met chronische aandoening die weinig buiten komen.
  • Ouderen van 70+ met angst voor vallen.
  • Werknemers van kantorenpark x of y.

Een goede check is: als je een gerichte doelgroepomschrijving hebt, dan kun je de mensen voor je zien en vormen de eerste ideeën voor een aanpak zich al bijna vanzelf in je hoofd. 

Loopgedrag

Het tweede om je af te vragen is: welk doelgedrag heb ik voor ogen? Ook hier geldt, hoe specifieker, hoe beter. ‘Meer gaan lopen’ is bijvoorbeeld heel algemeen. Hoeveel meer is genoeg? En over wat voor soort lopen hebben we het? Om je een beetje op weg te helpen, staan hieronder verschillende varianten van lopen.

  • Een doelgerichte verplaatsing van A naar B. Bijvoorbeeld van huis naar de supermarkt. Of naar school. Of naar je werk.
  • Een deel van een langere reis. Bijvoorbeeld naar een bushalte of treinstation. Of van een OV-punt naar de eindbestemming.
  • Een ommetje in de buurt. Of de hond uitlaten. 
  • Verblijven in de openbare ruimte, zoals spelen op straat of in het park. Of winkelen in het centrum van de stad.
  • Een langere wandeling maken, in de nabije omgeving of juist in de natuur die verder weg ligt.

Bij het formuleren van doelgedrag kun je een van deze vormen als basis kiezen en die vervolgens specifiek proberen te maken. Bijvoorbeeld:

  • Een keer per week lopend naar school (in plaats van met de fiets).
  • Een rondje in de buurt tijdens de lunchpauze.
  • Lopen als ik naar het winkelcentrum moet voor een paar lichte boodschappen.
  • Twee keer per week een ommetje van 20 minuten.
  • Ieder weekend een wandeling van een uur.

Idealiter formuleer je het doelgedrag samen met de degenen die je wilt stimuleren meer te gaan lopen.