Lopen naar sportlocaties en andere beweeglocaties is al heel erg gebruikelijk. Dat laat onderzoek van Mulier Instituut zien. De cijfers zeggen dat 56% van de mensen loopt naar hun sportschool. Hun motivatie? Niet altijd sportiviteit, maar vooral gemak: wie dichterbij woont, loopt vaker. Daar liggen kansen voor een wandelvriendelijke stad met alle voorzieningen op loopafstand!
Wel een beetje het clichébeeld: rijen auto’s voor een sportschool. Maar wie denkt dat Nederlanders alleen met de auto naar sport gaan, komt bedrogen uit. Volgens deze nieuwe cijfers loopt dus meer dan de helft van de respondenten wel eens naar een sport- of beweegbestemming. Ze wandelen met name naar parken en sportvoorzieningen in de openbare ruimte. Zoals die pleintjes met fitnesstoestellen. Sportvelden en fitnesscholen zijn populairder onder fietsers. Daarmee zijn lopen en fietsen de dominante vormen van actieve mobiliteit richting sport en bewegen. Met name onder jongeren en de wat oudere mensen.
Woon je dichtbij? Dan loop je sneller
Een opvallend inzicht: hoe dichter mensen bij een sportlocatie wonen, hoe vaker ze ervoor kiezen om te lopen of fietsen. Bij een afstand van minder dan 3 kilometer is actieve mobiliteit het populairst. Dit sluit naadloos aan bij het idee van een beloopbare stad, waarin alle voorzieningen op loopafstand liggen. Voor de meeste mensen is dat binnen een straal van 1.5 kilometer. Met andere woorden: als we willen dat mensen meer lopen, moeten we zorgen dat sport, spel en bewegen letterlijk dichterbij komen. De inrichting van onze wijken is zeker medebepalend voor het succes van loopbeleid.
Eén ding staat in ieder geval als een paal boven water: goed loopbeleid is onmisbaar, op weg naar een gezonde wijk. Een gezonde stad. Een gezond Nederland. Juist die laatste meters maken het verschil. Van huis naar sportvereniging, van werk naar de sportschool. Denk aan veilige oversteekplaatsen, aantrekkelijke trottoirs en voldoende rustplekken. Het Mulier Instituut pleit er dan ook voor dat gemeenten actiever loopbeleid gaan voeren. Niet als sluitpost, maar als volwaardige pijler van mobiliteit en gezondheid.
Wandelvriendelijk betekent ook sociaal en inclusief
Lopen naar sport en spel heeft niet alleen impact op gezondheid, maar ook op sociale verbinding. Wandelen naar de speeltuin of het buurtplein betekent vaak: anderen ontmoeten, even bijpraten, erbij horen. Zeker voor jongeren en ouderen is dit sociale aspect belangrijk. Investeren in wandelvriendelijke routes betekent dus ook investeren in inclusie en leefbaarheid, een belangrijk uitgangspunt in het Nationaal Masterplan Lopen.
Wat kunnen gemeenten hiermee?
Voor beleidsmakers ligt hier een kans om meerdere doelen tegelijk te raken. Maak het makkelijker om te lopen naar sport en bewegen: bouw sportvoorzieningen in of nabij woonwijken, zorg voor veilige wandelroutes, en betrek bewoners bij het ontwerp van de publieke ruimte. Kleine ingrepen, zoals een zebrapad of een watertappunt, kunnen grote effecten hebben. En vergeet het wandelverkeer niet in mobiliteits- en sportbeleid: het is vaak de meest laagdrempelige en inclusieve vorm van verplaatsing.
Lopen als vanzelfsprekende keuze
Het Nationaal Masterplan Lopen zet zich in om lopen een vanzelfsprekende plek te geven in ruimtelijke ontwikkeling, mobiliteitsbeleid en gezondheidspreventie. Onderzoek zoals dat van het Mulier Instituut onderstreept waarom dat nodig is. Wie de cijfers ziet, begrijpt: we lopen al veel, maar de omgeving moet het makkelijker én aantrekkelijker maken om dat te blijven doen. Want een gezonde samenleving begint met een stap in de goede richting.
Voor meer informatie over het onderzoek lees je: https://www.mulierinstituut.nl/nieuws/lopen-en-fietsen-zijn-belangrijke-vervoerswijzen-om-sport-en-beweegbestemmingen-te-bereiken.