Deze maand was Walk21, “een wereldwijde conferentie over lopen. 5 Dagen lang praten we nergens anders over”. Een conferentie met 550 mensen uit maar liefst 61 landen. Om elkaar te inspireren en zelf geïnspireerd te raken. Vanuit Nederland was er een mooie delegatie, waarvan André de Wit uitmaakte. Hij is strategisch adviseur bereikbaarheid bij gemeente Den Haag en coauteur van het Nationaal Masterplan Lopen neemt ons in verhalende zin mee naar de conferentie.
Wat was de reden om naar deze Walk21-conferentie te gaan?
“Deel was ik daar vanuit mijn rol bij gemeente Den Haag”, trapt De Wit af. “Aan de andere kant ook omdat ik mede het Masterplan had geschreven. Vanuit Walk21 hadden ze gevraagd of ik daar een sessie over wilde verzorgen op maandag. Want in totaal duurt deze wereldwijde conferentie 5 dagen. Ieder jaar is het in een ander land en stad, deze keer de eer aan Lissabon (Portugal) om ons te ontvangen. Op de conferentie zie je heel veel verschillende mensen. Samen zijn we bezig met de hoofdvraag: ‘hoe kunnen we lopen hoger op de agenda krijgen?’
De Nederlandse delegatie
Volgens de strategisch adviseur was er dit jaar een hele grote groep op de conferentie afgekomen. En ook Nederland was goed vertegenwoordigd met medewerkers van gemeente Eindhoven, Rotterdam, Den Haag, Groningen en provincie Zuid-Holland. Daarnaast was Wandelnet er, net als twee adviesbureaus Goudappel en Rebel Group. “Een hele groep! Helemaal leuk was dat we midden in de week ook nog op ontbijt mochten op de Nederlandse ambassade in Lissabon.”
Waar staan wij als land?
“Er waren landen bij Walk21 die het op loopgebied beter doen dan wij, en landen waar het minder gaat”, vat De Wit krachtig samen. “Waar het minder goed gaat? Dat zijn denk vooral Afrikaanse landen. Daar lopen wél veel mensen, omdat ze weinig alternatieven hebben. Alleen het is er vaak onveilig met veel slachtoffers tot gevolg.. De tegenovergestelde wereld van hier: hier is het veiliger, maar verkiezen mensen snel de auto boven de benenwagen. Een heel goed voorbeeld van een land dat het béter doet, is Oostenrijk. Zij hebben nu een Tweede Masterplan gemaakt en hebben zodoende ontzettend veel ervaring met landelijk loopbeleid. Wat ik ook sterk vind, is dat ze ook middelen beschikbaar stellen: maar liefst €95 miljoen voor actieve mobiliteit.
Wat een sterk kant is van Nederland? Dat typisch polderen! In Griekenland bijvoorbeeld komt al het beleid van bovenaf, en heeft niemand er inspraak in. Wij hebben ‘gewoon’ met bijna 70 organisaties een Nationaal Masterplan gecreëerd. We maken het daarmee ‘gemeengoed’. Unieke aan onze situatie is overigens wel de combinatie fietser en voetganger. In andere landen is er meer ruimte vrij te maken voor mensen die lopen en wandelen, omdat de fiets vaak geen alternatief is . En autoruimte krijg je in binnensteden meestal wel weg, maar in omringende wijken niet. Dat leidt er dan toe dat twee vormen van duurzame vormen van mobiliteit – lopen en fietsen – onterecht strijden om de overgebleven ruimte.”
Zorgen om regeringswissel
Volgens De Wit mogen we positief gestemd zijn dat al zovéél landen nationaal loopbeleid hebben, maar reden voor zorg zijn wel de regeringswissels in verschillende landen. In voorlopersland Oostenrijk had je eerst een linksgeoriënteerde regering die progressief was. “Nu wint het conservatisme aan terrein en zij hechten vaak veel belang aan voldoende ruimte voor auto’s. Dus daar zitten veel landen wel mee in de maag. Gaat dat mooie beleid nu niet overboord? Veel van de voordelen van lopen is gelukkig voor elke politieke stroming relevant. Het is gezond, veilig, ruimtebesparend, geeft ruimte voor ontmoeting en is goed voor de lokale economie. Verder zagen de landen op Walk21 ook wel in dat verdichten alleen gaat als we iets veranderen aan hoe we nu met de ruimte omgaan.
‘Relational city’ en ‘city of care’
Op onze vraag wat de belangrijkste lessen waren, hoeft De Wit niet lang na te denken. “Twee perspectieven op de steden van de toekomst neem ik mee naar huis. Allereerst het principe van ‘relational city’: we moeten weg van het idee van een functionele stad waar je van A naar B reist. We willen naar een relationele stad waar je ontmoetingen organiseert, plekken bedenkt waar mensen samenkomen. Met mooie parken, mooie speelplekken en met een mooie schil om die plekken heen. Een omgeving die fijn is om in te lopen. Bij de ‘city of care’ raak je doordrongen van het feit dat de meeste reizen gericht zijn op de ‘zorg’. Kinderen naar school brengen, ophalen van de BSO, sportclubjes, zorg voor je ouders etcetera. Heel veel verplaatsingen hebben daarmee te maken en daarom moet het alledaagse leven centraal staan in stedelijke beslissingen.”
Mensen over de streep halen
Kortom, het was een inspirerende Walk21. Waarbij hoofdresultaat was dat ieder deelnemend land vol inspiratie naar huis ging. “Daarnaast zie je ook een domino-effect”, klinkt De Wit enthousiast over de digitale lijn. “Het haalt mensen en organisaties ook over die spreekwoordelijke streep. Zo had je gemeente Zuid-Holland die door deze conferentie heel erg werd getriggerd om ook echt stappen te gaan maken met loopbeleid.”