Steeds meer gemeenten maken werk van voetgangersnetwerken. Maar welke keuzes worden er gemaakt? Welke lessen kunnen we daaruit trekken? Tijd om de balans op te maken. In dit artikel duiken we in de verschillende aanpakken en typen netwerken die gemeenten hanteren. Met een overzicht van recente voorbeelden nemen we je mee langs de opvallendste inzichten en doen we drie voorstellen voor aanscherping en verbetering.
Een formeel vastgesteld voetgangersnetwerk op de gemeentelijke plankaart? Vijf jaar geleden bestond dit nog nauwelijks, maar de laatste jaren is daar verandering in gekomen. In de afgelopen jaren vond de ene na de andere bestuurlijke vaststelling plaats, tijd voor een vergelijking.
Het CROW – het Nederlandse kennisplatform voor mobiliteit en openbare ruimte – bracht in 2023 de Ontwerpwijzer Voetganger uit. Daarin werd een classificatiesysteem geïntroduceerd. Dit systeem onderscheidt: het basisnetwerk, dat alle looproutes omvat die voordeuren met elkaar verbinden; het hoofdnetwerk, dat belangrijke bronpunten en bestemmingen met elkaar verbindt; en het groen-ontspannen netwerk, dat is ontworpen voor ontspannen lopen door de hele stad en voor recreatieve wandelingen. We zien deze indeling grofweg terugkomen bij de meeste gemeenten, maar onder verschillende namen en met eigen accenten. In het overzicht op de volgende pagina staan zeven gemeenten op een rij. In dit artikel gaan we achtereenvolgens in op het hoofdnetwerk, het groene netwerk en de extra specificaties.
Hoofdnetwerk
Wie een voetgangersnetwerk ontwikkelt, staat voor een belangrijke keuze: een hoofdnetwerk dat de hele stad dekt, of één dat zich beperkt tot de drukste routes en centra. De meeste gemeenten kiezen – conform de Ontwerpwijzer – voor de drukste routes. Zo beperkt Amsterdam het hoofdnetwerk bijna volledig tot het stadscentrum. In andere gemeenten, zoals Eindhoven, bestaan de hoofdnetwerken uit losse clusters van drukke routes verspreid door de stad. Arnhem en Rotterdam leggen verbindingen tussen deze clusters via zogenoemde ‘verbindingsroutes’ – een term die niet in de Ontwerpwijzer voorkomt. Deze routes hebben een hogere status dan het basisnetwerk, maar vormen formeel geen onderdeel van het hoofdnetwerk. Den Haag kiest tot slot voor een stedelijk netwerk dat onder dezelfde naam de hele stad dekt.
Wat is wijsheid? Het vastleggen van een netwerk van hoofdlooproutes dat de hele stad dooradert heeft als voordeel dat het een herkenbare ‘mentale kaart’ van de stad creëert, wat lopen stimuleert, ook over langere afstanden. Bovendien krijgen zo niet alleen drukke routes, maar ook verbindingen tussen buurten prioriteit in aanleg en onderhoud. Een nadeel is dat bij de inrichting van minder drukke routes discussie kan ontstaan over de noodzaak van het volgen van de inrichtings- en onderhoudsrichtlijnen, horend bij hoofdlooproutes. Bij afwijking van de richtlijnen bestaat het risico dat deze boterzacht worden en ze ook niet gevolgd worden als het wel degelijk een drukke hoofdlooproute betreft. Een goede oplossing kan zijn om binnen het netwerk van hoofdlooproutes onderscheid te maken tussen drukke en minder drukke hoofdlooproutes en daar inrichtings- en beheereisen aan te verbinden.
We zien op de legenda van de netwerken ook termen als levensaders en historische radialen. Deze veelal historisch gegroeide assen zijn bij uitstek de routes waarlangs de meeste voorzieningen liggen. Bijna elke gemeente heeft ze, behalve new towns zoals Almere en Lelystad. Veel steden benutten deze assen voor hun hoofdnetwerk. Dat is een logische keuze als de voetganger voorop staat. Deze routes zijn vaak goed herkenbaar en dragen bij aan het creëren van een mentale stadskaart.
Bij het ontbreken van hoofdlooproutes – zoals vaak voorkomt in wijken van na de oorlog- zijn extra interventies de moeite waard om dergelijke levensaders te creëren. Denk hierbij aan stedenbouwkundige ingrepen, zoals het toevoegen van bebouwing langs de route, maar ook aan kleinere ingrepen in de openbare ruimte zoals het door laten lopen van bestrating. Op die manier kan een dekkend netwerk van herkenbare hoofdlooproutes worden gecreëerd.
Groen netwerk
Veel gemeenten leggen een groen- en/of recreatief voetgangersnetwerk vast, zoals Rotterdam, Eindhoven, Harderwijk, Amersfoort en binnenkort Arnhem en Amsterdam. Hierbij zijn er twee insteken. Sommige gemeenten kiezen voor een groen netwerk dat de hele stad doorkruist, zoals beschreven in de Ontwerpwijzer Voetgangers. Andere gemeenten kiezen vooral voor het aanleggen van recreatieve radialen richting het buitengebied, vaak langs “groene vingers”. De maaswijdte of nabijheid van het groene netwerk loopt uiteen.
Een gemeente-dekkend groen netwerk maakt de stad meer ontspannen en nodigt mensen uit om aan hun dagelijkse portie groen en beweging te komen. Maar hoe nabij moet dit netwerk dan zijn? In de Ontwerpwijzer wordt nu uitgegaan van een afstand van maximaal 500 meter tot het groene netwerk. Intussen gebruiken talloze gemeenten de 3-30-300-regel voor stedelijke vergroening in hun beleid. In deze vuistregel moet er een park of groengebied binnen 300 meter loopafstand zijn van elke voordeur. In bestaande stedelijke gebieden is het vinden van grotere oppervlakten voor vergroening niet altijd haalbaar en is de realisatie van een groen loopnetwerk een uitkomst. Ons voorstel is om aan te haken bij de 3-30-300 regel en de 500 meter tot het groene netwerk aan te scherpen naar 300 meter.
Extra specificaties (of niet)
We zien naast het hoofdnetwerk en het groene netwerk allerlei verbijzonderingen van netwerken. Sommige steden geven extra prioriteit aan toegankelijkheid voor mensen met een beperking, door speciale routes aan te leggen (Zwolle, Rotterdam, Arnhem) of zones in te stellen (Nijmegen en Amersfoort). Eerder noemden we al de historische radialen en levensaders. Andere verbijzonderingen zijn kindvriendelijke netwerken, veilige routes ’s nachts, hardlooproutes of paden die schaduw en koelte benadrukken.
“Positioneer extra netwerken zoals voor kinderen of nachtroutes als aanvulling op het Hoofd-, Basis, of Groen ontspannen netwerk.”
Verbijzonderingen van zones of routes voor kinderen, ouderen, hardlopers, of met accent op historie of verblijven kunnen meer mensen aanzetten tot meer lopen, omdat de inrichting aansluit bij verschillende behoeften. In principe een goede zaak. Potentieel nadeel is dat mensen (voetgangers zelf maar ook medewerkers van de gemeente) door alle bomen het bos niet meer zien. Verschillende inrichtingen en manieren van bewegwijzering kunnen de openbare ruimte rommelig maken. Het risico bestaat bovendien dat routes die geen onderdeel zijn van – bijvoorbeeld- het netwerk van kindroutes ook niet meer kindvriendelijk hoeven te zijn en dat routes die geen onderdeel zijn van een netwerk van toegankelijke routes ook niet toegankelijk hoeven zijn. Dat is uiteraard niet wenselijk.
Ons pleidooi is om deze verbijzonderingen te positioneren als een toevoeging op de drie reguliere netwerken en niet als een vierde, vijfde of zesde netwerk. Door altijd duidelijk te maken dat deze routes op de eerste plaats onderdeel zijn van het basisnetwerk, het hoofdnetwerk of het groene, ontspannen netwerk, behoud je een heldere structuur. Ze voldoen dan in ieder geval aan de inrichtingseisen die gelden voor het type netwerk waar ze onderdeel van zijn, en krijgen vervolgens op basis van doelgroepen of een inhoudelijk accent een extra plus. Laten we een poging doen om een gezamenlijke benaming te ontwikkelen die iedereen kan gebruiken, zodat er geen spraakverwarring ontstaat. Zie de illustratie op de vorige bladzijde. Een eerste idee hoe we dit kunnen visualiseren: met kleuren, met iconen, zodanig dat duidelijk is dat het telkens een plus is op een standaard type netwerk. Zo blijft het voor alle betrokkenen bij ontwerp en beheer overzichtelijk en voorkomen we een woud aan namen die soms ook nog op elkaar lijken, of erger, hetzelfde heten, maar iets anders betekenen.
Annemieke Molster en Martine de Vaan zijn lid van de NML werkgroep voetgangersnetwerken. Doel van de werkgroep: alle gemeenten hebben in 2030 een vastgesteld voetgangersnetwerk op de kaart.
Amersfoort
Het Loopnetwerk is geïntroduceerd in het Omgevingsprogramma Mobiliteit 2025-2035.
Het Loopnetwerk bestaat uit Hoogwaardige routes en Groene routes, en soms de combinatie van deze twee.
“Levensaders” hebben een aparte status: doorgaande routes die ruimte bieden voor ontmoeten.
In de Omgevingsvisie (2023) zijn 15 ontbrekende schakels benoemd in het loopnetwerk (barrières door spoor, A28 en de Eem). Deze zijn op de plankaart in het Omgevingsplan opgenomen en niet in de loopnetwerkenkaart.Amersfoort
Amsterdam
Amsterdam heeft al sinds 2013 een voetgangersnetwerk op de kaart, het Plusnet voetganger.
Sinds 2018 wordt onderscheid gemaakt tussen het Plusnet voetganger (straten en pleinen met een doorgaande en verblijfsfunctie), het Hoofdnet voetganger (doorgaande routes van en naar drukke knooppunten) en een Basisnet (alle overige straten met woon- en werkadressen). Een groen netwerk is aangekondigd.
De kaart staat ook in het GIS systeem/ GIGA zodat medewerkers de netwerken automatisch zien bij de start van een nieuw project.
In het Beleidskader voetgangers (2023) staan de richtlijnen voor vrije doorloopruimte. Deze gelden bij herinrichting , maar nog niet in situaties waarbij er nog geen sprake is van een herinrichting.
Arnhem
Het Hoofdloopnetwerk is in 2025 met een raadsbesluit vastgesteld in het Duurzaam Mobiliteitsplan.
Onderscheid wordt gemaakt tussen het Hoofdnetwerk en Verbindingsnetwerk, dat samen de hele stad beslaat.
Een doorontwikkeling van het netwerk zal worden vastgesteld in het loopbeleid (waarschijnlijk per collegebesluit). Hierin wordt ook het groene, ontspannen netwerk opgenomen. Het Basisnetwerk volgt.
De kaart staat in GIGA zodat het loopnetwerk automatisch in beeld komt bij elk nieuw project dat wordt gestart.
Den Haag
Den Haag heeft onlangs het voetgangersnetwerk vastgesteld bij de vaststelling van de Multimodale Netwerkstrategie (2025).
Uitgangspunt voor het opstellen van het netwerk is de implementatie van STOMP.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen Stedelijke routes en Wijkroutes. Beide typen routes dooraderen de hele stad.
Voor beide routes gelden relatief algemeen geformuleerde inrichtingseisen.
Eindhoven
In Eindhoven op Weg, de Mobiliteitsvisie uit 2013, was al een voetgangersnetwerk opgenomen.
Een vernieuwd Voetgangersnetwerk staat in het Masterplan Mobiliteit 2050 dat in 2024 is vastgesteld.
Het bevat routes om actief te verplaatsen; routes om ontspannen te bewegen; het Lange afstanden wandelnetwerk en Missing Links.
Eindhoven geeft de voetganger specifiek aandacht op de historische radialen, die de oude dorpskernen met de binnenstad verbinden.
Rotterdam
De voetgangersnetwerkkaart staat in de Ontwerpwijzer Rotterdam Loopt, die ambtelijk is vastgesteld in 2023.
Rotterdam maakt onderscheid tussen het basisnetwerk en hoofdnetwerk. Het hoofdnetwerk kent routes in stedelijke setting, landschappelijke setting, beide uitgesplitst naar stadsniveau en wijkniveau. Ook zijn stedelijke wandelrondjes op stadsniveau onderscheiden.
De voetgangersintensiteit is een belangrijke parameter geweest bij het vaststellen van het netwerk en het nader categoriseren van het netwerk in de vijf soorten routes.