Lopen is prettiger in een groene omgeving, dat zal niemand betwisten. Maar lopen en groen concurreren vaak met elkaar om dezelfde beperkte stoepruimte. Zoals in de Utrechtse wijk Voordorp. Bij buurtvergroener Frans van den Berg draait lopen om beleving. Hij is heer en meester in het tegelwippen en leidt voetgangersvoorvechter Rob Methorst rond langs geveltuintjes, boomspiegels en stoeptuinen. Het maakt de looproute zeker aantrekkelijker, maar hoe zit het met veiligheid en toegankelijkheid? En wat heeft voorrang: de vrije loopruimte of groenvakken?
Rob Methorst
voetgangersvoorvechter
Rob Methorst heeft meer dan veertig jaar professionele ervaring met de aanpak van verkeersonveiligheid en behartiging van voetgangersbelangen. In zijn proefschrift vatte de sociaal geograaf/planoloog in 2021 zijn geleerde lessen over voetgangersbeleid samen. Als secretaris van MENSenStraat zet hij zich in voor aantrekkelijke, veilige en toegankelijke straten voor voetgangers.
Frans van den Bergbuurtvergroener
Frans van den Berg, van oorsprong bioloog, is een bevlogen buurtvergroener in de Utrechtse wijken Veemarkt en Voordorp. Deze ‘groene wijksecretaris’ vergroent samen met medebewoners de openbare ruimte en maakt groene verbindingen binnen de wijk en naar buiten toe: prettige wandelroutes én belangrijke ecologische routes.
‘De nieuwe Ontwerpwijzer Voetgangers stelt dat voetpaden bij voorkeur 2.20 breed moeten zijn en minimaal 2.00 meter, Ook de gemeente Utrecht denkt na over nieuwe bredere normen en daar schrik ik van. Groene ommetjes worden hier in de wijk enorm gewaardeerd en draaien om beleving, en beleving betekent voor mij tussen het groen door lopen. Met de 1.50 meter die de gemeente nu hanteert, kan ik prima leven. Hou het alsjeblieft bij de richtlijnen in het huidige Handboek Openbare Ruimte. Als de nieuwe norm inderdaad 2.00 meter wordt, dan is het dag geveltuin en groenvakken. Dan houdt het voor mij als buurtvergroener op.’
‘Minimaal 2.00 meter vrije door loopruimte? Zeg maar dag tegen geveltuin en groenvak’
‘Een vrije doorloopruimte van 1.50 meter is echt veel te weinig. Ik vind de nieuwe richtlijnen in de Ontwerpwijzer Voetgangers juist een verbetering. Mensen zijn ongeveer 70 cm breed. Houd 90 cm aan voor bredere mensen. Daarnaast heb je nog wat armslag, oftewel balansruimte nodig. Wil je prettig lopen voor iedereen toegankelijk maken, dan is één meter per persoon gewoon nodig. Om naast elkaar te kunnen lopen of elkaar te kunnen passeren is dat twee meter. Tel daarbij 20 cm trottoir band op en je zit inderdaad op minimaal 2.20 meter.’
‘Alleen met minimaal twee meter kan iedereen gemakkelijk over de stoep lopen’
Dan heb je het over dagelijks gebruik in bijvoorbeeld een drukke binnenstad, bij grote flatgebouwen of een winkelcentrum. Ik heb het over een woonwijk zoals deze, met voornamelijk woon-werkverkeer. Het gaat mij om de beleving van mensen, dat ze prettig en tussen gevarieerd groen lopen in plaats van door versteende openbare ruimte. Ik pleit ervoor dat de vrije doorloopruimte niet overal meer dan twee meter hoeft te zijn. Dat je kan en mag afwisselen met smallere stukken met mooie stoeptuinen. Bewoners vertellen mij dat ze hier echt van genieten.’
In de binnenstad heb je juist meer ruimte nodig. En ik kijk naar beleving én functionaliteit. In eerste instantie moet je met gemak over de stoep kunnen lopen en moet iedereen dat kunnen.’
Maar je wil mensen toch verleiden om vaker te lopen? En bospaden zijn ook niet voor iedereen geschikt.’
De context is belangrijk. Naast het soort bebouwing en de leeftijdsopbouw in een wijk, gaat het ook om de reden waarom je ergens loopt. In het bos is dat een recreatieve keuze van mensen die kunnen en willen lopen. Daar mogen paden smaller en onregelmatiger zijn. Maar ommetjes vormen minder dan de helft van de verplaatsingen. Aan functionele looproutes voor mensen die boodschappen moeten doen, naar dokter of werk moeten, stel je andere eisen.’
Wat vind je dan van deze stoep? Het is maar 1.50 breed, maar je loopt wel prettig tussen een stoeptuin en kiergroen langs de gevel door.’
Dat hier even iets minder loopruimte is, is niet erg omdat je voldoende balansruimte hebt aan beide kanten om je armen te bewegen. Zolang die (tijdelijke) begroeiing maar laag en zacht is. Als je hier bramen en brandnetels neerzet of een hoge heg, is het een ander verhaal.’
Dus eigenlijk gaat het niet om die breedte van 2.20 maar hoe je dat invult. Dan kan ik dat kiergroen tegen de muur ook vervangen door een bredere geveltuin! Als er maar 1.20 meter stoep overblijft en de begroeiing laag blijft, toch?’
Nee, dat is echt te krap. Hier kun je over dat kiergroen heen lopen want de ondergrond is een stoeptegel. Maar is dit een geveltuin met een ondergrond van zand of aarde, dan kun je zwikken en alsnog je balans verliezen. Laat staan als de geveltuin omgeven wordt door een hoge – in plaats van een lage – opsluitband.’
Een lage opsluitband is ook beter voor wateropvang en egels. Maar nog even over de breedte van de vrije doorloopruimte. De Solgu, een Utrechtse organisatie voor mensen met een beperking, hanteert verschillende normen voor gebieden met verschillende functies. Van hen mag 1.50 meter obstakelvrije ruimte ook.’
Als puntvernauwing op een paar plekken, zoals hier bij een laag groenvak, vind ik dat geen probleem. Structureel op de hele looproute wel. Niet alleen met een rolstoel of rollator. Ook bijvoorbeeld als je balans problemen hebt door een nieuwe knie en je hebt ondersteuning nodig bij het lopen. Dan heb je die twee meter of meer hard nodig.’
Je hebt misschien een punt. Al rijdt die ene mevrouw met haar scootmobiel gewoon een stukje over straat als het tussen de groenvakken door niet lukt. Ze vindt deze fantastisch, dus dat heeft ze er graag voor over.’
Die feitelijke doorloopbreedte heeft ook alles te maken met groenonderhoud. Het gaat niet alleen over de breedte bij de aanleg van groenvak of tegeltuin, maar over de feitelijke breedte. Je weet dat groen groeit en stoepbreedte inneemt. Daar moet je rekening mee houden.’
Klopt, goed onderhoud is belangrijk. Daarom probeer ik altijd om een boomspiegel of stoeptuin te koppelen aan een huiseigenaar, zodat die zich verantwoordelijk voelt voor het onderhoud. Ik vind wel dat groen tijdens de bloeiperiode best even over het pad heen mag hangen, als je het daarna maar weer terugsnoeit. Meer moeite heb ik met bewoners die hun hoge heg laten woekeren. De stoep moet wel passeerbaar blijven. Daarnaast vormen hagen eentonig groen. Dat gaat ten koste van de groenbeleving.’
‘Groen mag best over de stoep groeien, zolang het maar laag blijft’
Ik zie ook liever bloemen en planten dan hagen en heggen. Die zijn tevens veel lastiger beheersbaar. Een overhangende haag is diefstal van de openbare ruimte. Ik erger mij daar wild aan. Gemeenten moeten hierop handhaven, maar durven eigena ren hier niet op aan te spreken. Ook daarom is het handig om normen te hebben voor groenruimte en vrije door loopruimte. Daarmee heb je tenminste een gespreksbasis. Maar nog belangrijker is wat flexibeler beleid. Kijk naar het ruimte gebruik en naar wat er kan.’
‘Een overhangende haag is diefstal van de openbare ruimte’
Daar zijn we het over eens: meer ruimte voor flexibiliteit. Kijk naar de locatie en geef de wijkopzichter meer bevoegdheden, in plaats van voor elke stoeptegel langs de toetsingscommissie Openbare Ruimte te moeten.’
Dat moet de norm zijn: samen werken en samen overleggen.’
Wat zeggen de CROW richtlijnen over voetgangers en groen?
De Ontwerpwijzer Voetgangers van CROW – eind 2023 gepubliceerd – bevat richtlijnen voor het ontwerpen van voetgangersvriendelijke infrastructuur en het beheer en onderhoud ervan.
Uitgangspunt van deze richtlijn is dat voetpaden in het basisnetwerk in principe geschikt zijn om met z’n tweeën naast elkaar te lopen, dan wel mogelijk maken dat twee voetgangers elkaar passeren. De zogeheten normvoetganger is 0,7 meter breed, de benodigde breedte voor iemand met een rollator, rolstoel of kinderwagen is 0,9 meter. Dit is de absolute mini mummaat voor toegankelijkheid van 1 voetganger. De vrije doorloopruimte is gebaseerd op deze afmetingen en 0,2 meter voor armslag, en als schrikafstand tot muren of verkeer. De trottoirband maakt onderdeel uit van de vrije door loopruimte, maar niet van de effectieve loopruimte.
- Bij vernauwingen over een lengte van maximaal 10,00 meter geldt een minimale vrije breedte van 1,20 meter. Dit zorgt voor een extra schrikruimte van in totaal 0,30 meter voor mensen met een rollator of in een rolstoel.
- Bij puntvernauwingen over een lengte van maximaal 0,50 meter geldt een minimale vrije doorloop van 0,90 meter. Een breedte van 0,90 meter is voor een rolstoelgebruiker net voldoende om een vernauwing te kunnen passeren.
- Beheer van groen is van belang. Hoewel groen veelal aantrekkelijk wordt gevonden, kan het overlast opleveren voor voetgangers. Denk aan overgroeiende planten of onkruid tussen de tegels. Mos en hars kunnen het loopoppervlak glad of plakkerig maken. Overhangend groen vanuit aangrenzende tuinen kan ook overlast veroorzaken.