Column

Lopen voor rechtvaardigheid

‘Lopen is een individuele bezigheid, maar heeft een niet te onderschatten betekenis voor de samenleving’

Elke keer als ik naar de supermarkt loop, gebeurt er wel iets. Ik groet bijvoorbeeld de buurman die net terugkomt van de glasbak. Een andere keer knik ik naar een vrouw die elke dag haar hond uitlaat in onze straat. Publicist Pieter Hoexum beschreef dit fenomeen onlangs mooi in een bondig essay: ‘Je manifesteert je in de openbare ruimte. Hoe lusteloos je ook bent en hoe sloom je ook loopt, met een ommetje maak je de ruimte levendig. Misschien kun je zelfs zeggen dat je met jouw beweeglijkheid de ruimte tot leven wekt. Met zoiets alledaags en eenvoudigs als een ommetje door de buurt draag je, meestal onbedoeld en ongemerkt, bij aan het maken, en opbouwen, van die buurt of stad.

Lopen is op zichzelf een individuele bezigheid, maar heeft een niet te onder schatten betekenis voor de samenleving als geheel. Natuurlijk gaat vrijwel niemand een ronde lopen met het vooropgezette plan de ruimte tot leven te wekken of een bijdrage aan de samenleving te leveren. Er moet een reden zijn om in beweging te komen in je eigen woonomgeving. Vaak doen we het om een luchtje te scheppen, de hond uit te laten of simpel weg even te bewegen en van de omgeving te genieten. Maar helaas doen we het steeds minder vaak om hele pragmatische redenen: een boodschap doen, naar de huisarts gaan of kinderen van school halen. Want dan moeten dit soort voorzieningen wel nabij zijn, op loopafstand van je woning. En dat is op steeds minder plekken in Nederland het geval.

Nabijheid brengt mensen bij elkaar, bij werk, bij zorg en bij andere voorzieningen. Nabijheid stimuleert actief gebruik van de publieke ruimte en draagt zo bij aan gemeenschapsvorming. Gebrek aan nabijheid zet je op achterstand. En helaas neemt nabijheid op veel plekken in Nederland al decennia af. Steeds meer buurten en dorpen in Nederland moeten het stellen zonder buurtwinkels, een huisarts, een basisschool of een bibliotheek. We kunnen de schuld daarvoor leggen bij de schaalvergroting van de detailhandel en maatschappelijke voorzieningen waardoor afstanden steeds groter worden. Of bij het mobiliteitsbeleid dat er niet in slaagt om de steeds grotere afstanden te compenseren met goede verbindingen. Allemaal relevant, maar het is in de eerste plaats de wereld van de ruimtelijke ordening geweest die bijna honderd jaar lang functies van elkaar heeft gescheiden en steden en regio’s van grote afstanden heeft gecreëerd.

Toegang tot basale voorzieningen voor iedereen is een kwestie van rechtvaardigheid. En het onrechtvaardige is nu juist dat hogere inkomens daar minder last van hebben dan lagere inkomens. De ‘15-Minute City’ is een mooi principe, gebaseerd op de reikwijdte van de voetganger en fietser, maar de bittere realiteit is dat dit vooral beschikbaar is voor de rijkeren die het zich kunnen veroorloven om in compacte binnensteden te wonen.

Een inwoner van Rotterdam Zuid moet bijvoorbeeld met de fiets of het openbaar vervoer vaak twee keer langer reizen naar werk of onderwijs dan een inwoner die in Noord woont. Lopen is geen optie. En in de regio Amsterdam landen de lage re inkomens op steeds grotere afstand in de regio, terwijl het aantal arbeidsplaat sen in de stad explosief groeit. Het gevolg is dat veel mensen met lagere inkomens een auto moeten bezitten om bij passend werk te komen en een groter deel van hun inkomen kwijt zijn aan mobiliteit. Als ze het al kunnen betalen. Tegelijkertijd kunnen mensen met hogere inkomens te voet of op de fiets lekker goedkoop naar hun goedbetaalde baan. Rechtvaardige ruimtelijke ordening begint dus niet met het traceren van nieuwe wegen en OV verbindingen of de reistijd tussen wonen en werken te verkorten maar met het sturen op nabijheid en een aantrekkelijke woonomgeving.

In het essay ‘Onderweg naar de Rechtvaardige Stad’ stellen Simon Franke en ik dat sturen op nabijheid twee belangrijke schaalniveaus kent: de regio en de buurt. Op regionale schaal liggen de belangrijke verdelingsvraagstukken die grenzen van dorpen, buurten en steden overschrijden. Waar liggen de belangrijkste maatschappelijke en culturele voorzieningen? Wat zijn de belangrijkste werklocaties? Wie kan waar wonen tegen welke prijs? En niet in de laatste plaats: hoe kom ik als voetganger en fietser vanuit mijn woning op een vanzelfsprekende, comfortabele en aantrekkelijke wijze bij mijn bestemming of aansluitingen op regionaal en nationaal openbaar vervoer.

Maar het echte verschil wordt gemaakt in de dagelijkse leefomgeving van mensen: de buurt. Hier speelt het draagvlak van voorzieningen een belangrijke rol. Met de voortgaande huishoudenverdunning kan dit alleen maar op peil gehouden worden door ervoor te zorgen dat er meer mensen in een buurt komen te wonen. Dit kan door grote woningen te splitsen en nieuwe woningen bij te bouwen in bestaande buurten. ‘Verdichten’ heet dit in vakjargon, maar ik spreek liever van ‘vitaliseren’: het opnieuw tot leven brengen van buurten en het scheppen van ruimte voor een gezonde leefstijl. Want het toevoegen van woningen levert niet alleen meer draagvlak voor voorzieningen op maar dwingt ook tot het beter benutten van de bestaande ruimte. En dan is het terug dringen van het ruimtebeslag voor auto’s ten behoeve van meer ruimte voor lopen, ontmoeting en groen een van de meest vanzelfsprekende keuzes die vrijwel iedereen blindelings maakt.

Wouter Veldhuis is Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving. De architect en stedenbouwkundige is ook partner bij MUST. Hij is ambassadeur van Ruimte voor Lopen. Samen met Simon Franke schreef hij het essay ‘Onderweg naar de Rechtvaardige Stad’.

Meer informatie

City Deal logo